Voor een kleine, open economie zoals Nederland is export één van de belangrijkste aanjagers van de economische groei. Zo ook voor de regio Noord-Limburg. Zo’n 35 tot 40% van de in de regio gerealiseerde toegevoegde waarde blijkt samen te hangen met de export. De exportafhankelijkheid van de regio is daarmee groter dan die van Midden en Zuid-Limburg. Daar hangt 30 tot 35% van de toegevoegde waarde samen met de export.
Het gaat hierbij dus niet zozeer om de waarde van de geëxporteerde goederen als zodanig, maar om de ‘winst’ (bruto toegevoegde waarde) die bedrijven realiseren bij het produceren van goederen en diensten die uiteindelijk worden uitgevoerd.
In 2015 werd vanuit Limburg voor een waarde van € 23,9 miljard aan goederen geëxporteerd. Dit is ongeveer 8 procent van de Nederlandse goederenexport in dat jaar. In vergelijking met het aandeel van het brp van Limburg in de Nederlandse economie is de provinciale economie hiermee relatief exportintensief. De industrie is hiervoor van voornaam belang. In Limburg maakt de export vanuit de maakindustrie ongeveer 43 procent van de totale regionale exportwaarde uit.
Export blijkt dus een belangrijke aanjager te zijn. Vooral de export van goederen vanuit de landbouw, bosbouw en visserij komt voor een groot deel uit Limburg (ruim 20 procent). Ook heeft Limburg een groot aandeel in de Nederlandse export vanuit de sectoren chemie (ruim 12 procent) en vervoer en opslag (11 procent).
Kijkend naar de vier Limburgse campussen blijkt ruim 60 procent van de totale Limburgse export vervoerd te zijn vanuit de gemeenten die worden gerekend tot deze campussen. Het grootste deel hiervan wordt o.a. uitgevoerd vanaf Greenport Venlo in Noord-Limburg (20 procent van de Limburgse export). Een resultaat om als Noord-Limburgse regio trots op te zijn!